Elk brein is uniek!

Dick Swaab, de befaamde neurobioloog, is lid van het comité van aanbeveling van Stichting De Vrolijke Noot van het eerste uur. Hij trad samen met Erik Scherder en Ard Schenk toe. Dit trio onderschrijft van harte de doelstellingen van de stichting. Nu SDVN 15 jaar bestaat wordt het tijd om eens met Dick Swaab in gesprek te gaan over muziek en het brein. …en hoe zit dat nu precies met tante Reina?

In zijn boek “Ons creatieve Brein” opent Dick met een citaat van fysicus en Nobelprijswinnaar Richard Feynman: “Het doet het mysterie geen kwaad er een beetje meer van te weten”. Kan het zijn dat de wetenschap afbreuk doet aan de magie, het mysterie van de muziek?

‘Je moet het niet kapot maken door het te bestuderen. Dat is waar dit citaat eigenlijk over ging. Op een andere plek heeft Feynman verteld dat hij met een vriend aan het wandelen was. Ze kwamen langs een mooie bloem en zijn vriend zei: “Kijk, dat is nou het punt; ik kijk naar die bloem en geniet ervan en jullie maken ze kapot en kijken wat de chemie is”. Er is altijd een beschuldiging aan het adres van het onderzoek: jullie maken het kapot, jullie nemen het mysterie weg. Maar Feynman zegt: “Ik kan net als ieder ander genieten van een bloem, maar als ik kijk naar de moleculaire samenstelling, dan geniet ik ook nog eens van de moleculaire complexiteit.” Dus dat is dubbel genieten als je wetenschap doet, het verwijt dat we het mysterie wegnemen klopt niet. We kunnen natuurlijk net zoals ieder ander genieten van allerlei dingen waar we naar kijken of luisteren, of die we meemaken. Ik had hetzelfde verwijt een keer toen ik werd geïnterviewd over het mechanisme achter verliefdheid, dat ik alles kapot maakte. Mijn nogal prozaïsche antwoord was dat als je weet hoe een stofzuiger werkt, dat je nog steeds net zo stofzuigt als iedereen. Alleen weet je ook nog hoe een stofzuiger werkt. Zo is het met muziek ook.’

We zijn inmiddels doordrongen van het gegeven dat muziek goed is voor het brein. Is er misschien een rangorde te maken van manieren om met muziek om te gaan? Het ene is goed, iets anders misschien beter? Luisteren, zelf spelen, dirigeren, componeren, alleen of in een groep spelen…

‘Muziek kán goed zijn voor het brein. “Muziek is goed”, dat is al te simpel, want je kunt het ook gebruiken om mensen te martelen. Zoals in de Goelag Archipel gebeurde en zoals in Guantánamo Bay gebeurde, of gebeurt, dat weet ik niet. Muziek kan ook schadelijk zijn. Mensen die in een groot orkest spelen bijvoorbeeld, moeten maatregelen nemen om gehoorstoornissen te voorkomen. Je kunt een hoop schade opdoen. Het is dus niet automatisch goed. En dan is de vraag, ja wat is beter in al die niveaus. Daarop kun je ook geen simpel antwoord geven, want ieder brein is anders. Wat voor iemand die professioneel bezig is met muziek het toppunt is, is voor iemand die zo nu en dan eens naar muziek luistert een marteling, denk ik. Ieder brein is anders. Je moet zelf uitvinden wat het beste is voor jouw brein. Dat geldt niet alleen voor muziek, maar het geldt ook voor je beroep, ook voor je hobby’s, ook voor dingen die je interesseren, daar is de schooltijd en je opleiding voor, om dat uit te zoeken. Ieder brein is anders Je kunt dus niet zeggen: Dít is beter voor het brein dan dát. Er zijn breinen die genieten van heavy metal, nou, ik niet. Wat dat betreft is de adolescentie belangrijk. De muziek die op dat moment belangrijk voor je was, die blijft belangrijk voor de rest van je leven. Als je mensen die aan het  dementeren gaan met muziek wilt stimuleren, moet je niet muziek nemen die op dit moment in de mode is, dan moet je muziek nemen die indertijd voor hen belangrijk was in hun adolescentie. Zowel die niveaus die je noemde als de soort muziek is afhankelijk van het brein. En ieder brein is uniek. Zelfs als je dezelfde genetische achtergronden hebt, dan wordt in de baarmoeder al ieder brein uniek omdat al die honderdmiljard hersencellen proberen contacten te maken; dat is een proces dat niet gestuurd is in detail op het DNA. Dat hangt van het toeval af. Dat wil zeggen dat ook bij een identieke tweeling, die twee personen verschillend zijn. Ze lijken wel erg op elkaar, maar ze zijn verschillend wat hun brein betreft.’

Maar is het dan altijd subjectief?

‘Het is heel objectief voor die persoon. Sommige mensen noemen dat subjectief. Dat komt uit de filosofie; als het voor een persoon belangrijk is, dan is het subjectief. Dat is onzin natuurlijk. Het is net zo objectief als het voor een groep zou zijn.’

De ontwikkeling van te vroeg geboren kinderen zou gestimuleerd worden door muziek van Mozart. Kan het dan voor een specifiek kind ook slecht zijn?

‘Misschien dat het niet werkt, maar of het slecht is, is nog iets anders. Dat weet je door datgene te meten waarvoor het belangrijk is. Een couveusekind ligt in de couveuse omdat hij te vroeg geboren is of een moeilijke geboorte had en problemen heeft met bijvoorbeeld de ademhaling. En dan kun je de zuurstofverzadiging meten, simpel, met een klemmetje op een vinger of op een pols. Dan kun je zien of Mozart de zuurstofverzadiging verbetert, omdat de ademhaling verbeterd wordt. Zo kun je ook zien dat Bach dan niet werkt bij dat kind. En waarom niet? Ik zeg altijd: je moet voor Bach iets rijper zijn dan prematuur. ’t Is natuurlijk aardig om uit te zoeken waarom zo’n kind niet reageert op Bach, maar wel op Mozart. Dat hangt denk ik ook erg af van je keuze die je maakt van de stukken van Bach en Mozart. Er gebeurt niet veel onderzoek naar, moet ik zeggen. Het is natuurlijk heel lastig. Als je onderzoek doet aan prematuren, dan is natuurlijk de eerste vraag: Wat doe je door ze te verstoren. En krijg je daar wel toestemming voor.’

Het zou interessant zijn om heel secuur te kijken naar de effecten van volume, tempo, klankkleuren, bepaalde toonsoorten… Waarom heeft de ene persoon een hekel aan elektrische gitaren en wordt iemand anders er helemaal gelukkig van… Hoe precies zou je dat kunnen meten?

‘Ik denk dat je tegenwoordig vrij goed een hoop kan meten, maar de vraag is in de eerste plaats of je daar toestemming voor krijgt, want je moet een ethische commissie passeren. En heb je dan de financiën om zo’n onderzoek te doen. Want ieder uur in een functionele scan kost € 500 en je hebt heel wat uren nodig om een onderzoek te doen. Maar ik denk dat je uiteindelijk zal meten dat diegene die een elektrische gitaar vreselijk vindt, een activatie heeft in de amygdala. Dat is een structuur die je waarschuwt voor gevaar en ellende en die ook geactiveerd wordt door muziek die gespeeld wordt wanneer een film toewerkt naar iets griezeligs of naar iets angstigs, een Hitchcock-effect. Dan zie je die amygdala ook opspelen. En als je iets mooi vindt, zie je dat er een activatie is van het belonend systeem, zoals de accumbens en andere delen van het striatum, een stukje van de prefrontale cortex. Zo kun je meten of iemand iets mooi vindt.’

‘Het kan ook gebruikt worden in voorspellende zin;  een groep jonge mensen is als vrijwilliger de scan ingegaan. Zij kregen kleine stukjes muziek te horen van platen die nog uitgebracht moesten worden. Toen bleek dat wat zij mooi vonden als groep, later inderdaad meer geld opbracht. Dus je hoeft niet meer te vragen wat mensen ervan vinden en een interview houden. Je kunt een hoop van die dingen dus meten tegenwoordig.’

 

Tante Reina

Er blijkt een familierelatie te bestaan tussen Dick Swaab en Mariska Pool: tante Reina. Een nogal angstaanjagende componiste, die zich had toegelegd op atonale muziek. In “Ons creatieve brein” vertelt Dick: “Als we naar onze grootouders toeliepen werden mijn zusje en ik vooruitgestuurd om over de heg heen te gluren. Als we de artistieke baret van deze gehate tante zagen, renden we met onze ouders joelend rechtstreeks terug naar huis, als vier stoute kinderen”. Tante Reina heeft één stuk voor harp geschreven. Mariska heeft haar best gedaan: ‘Ik heb geprobeerd dat voor mijn UM-examen te doen, maar het was niet om doorheen te komen’. Dick vindt dit vermakelijk en zegt lachend: ‘Atonale muziek is vreselijk. Er zijn mensen met een hersenafwijking die dat mooi vinden…’

Het blijft fascinerend om te zien hoe dezelfde muziek voor de een verrukkelijk wordt gevonden, terwijl de ander er van gruwt. Hoe ontstaat dat dan?

‘Het gaat om een ander brein. En dat andere brein is anders omdat je een genetische achtergrond hebt. Vervolgens wordt in de baarmoeder het brein voor iedereen anders en dan krijg je een stuk scholing, wat ook zijn invloed heeft in de vroege ontwikkeling. Dat bepaalt hoe ieder gebied is samengesteld, hoe het communiceert binnen dat brein en uiteindelijk wat je mooi, fijn en lekker vindt en wat anderen vreselijk vinden.’

Over hoeveel generaties wordt dit genetisch materiaal dan doorgegeven?

‘Iedere generatie verdun je natuurlijk een persoon. Je brengt twee strengen DNA bij elkaar en van iedere streng DNA worden er aselect stukken afgedekt die niet meer werken, omdat aan de overkant het wel werkt. Dus je hebt eigenschappen van je moeder en je vader in een mix, een nieuwe mix. Je kunt wel wat herkennen van je vader, maar je bent niet je vader en omgekeerd hetzelfde voor je moeder. Je neemt steeds wat mee, maar je hebt natuurlijk ondertussen die twee strengen gekregen, waarvan dan weer één streng wordt gemaakt. Wanneer je een eicel hebt of een spermatozo, dan zit  een stukje van je genetisch materiaal van je grootvader er nog steeds in. Maar het wordt verdund, iedere generatie. Dus iedereen is uniek. Het is niet uniek om uniek te zijn, iedereen is uniek.’

Muziek is op zichzelf dus niet te bestempelen als goed of slecht. Wat moeten we dan denken van bijvoorbeeld “De muzikale huisapotheek” van Christoph Rueger, die een overzicht heeft gemaakt van muziek die je bij bepaalde stemmingen het beste kunt beluisteren?

‘Dat geldt voor hemzelf. Je kunt het er echt mee oneens zijn. Als ik ergens echt mee zit, verdrietig ben of de pest over in heb, dan zet ik het Requiem van Mozart op. Paul Witteman vond dat tegen de psychiatrie aan. Maar ik heb hem gezegd: het is ook als troost bedoeld, het Requiem, dus zo gek is het niet. Zo gek ben ik niet. Mijn vader die de laatste jaren van zijn leven aan het dementeren ging, was weer helemaal met muziek bezig zoals hij in zijn jeugd deed. Mijn zus bracht dan alles naar hem toe en ik bracht het Requiem. De volgende dag heeft hij gezegd: “Neem dat mee terug, ik wil dat nooit meer horen. Ik vind het vreselijk!” Het is heel individueel, dat soort lijstjes, daar moet je grote vraagtekens bij zetten. Je moet het zelf uitzoeken.’

Dick had als kind pianoles van zijn grootmoeder, die bijzonder streng was. Dat was geen succes. Maar als hij het nou niet had gehad, die pianoles? Was het dan wel goed met hem afgelopen? Zonder muziekles?

 ‘Ze heeft het verpest, jammer hè? Wat piano betreft, ik weet het niet. Ik heb het idee dat ik muziek maken niet erg hoog op mijn agenda heb staan. Maar het kan ook zijn door het verpesten door mijn grootmoeder. Het is moeilijk om je leven nog eens dubbelblind over te doen. Ik heb nog viool willen spelen. Dat heeft geloof ik drie weken geduurd en toen heb ik, met een bosje bloemen,  bij mijn lerares gezegd dat het niet lukte. Ik denk dat ik ook geen groot talent heb. Op een of andere manier klikt het niet, maar nogmaals, dat kan best de schuld van mijn grootmoeder zijn. Ik kan het niet beantwoorden. Een goede docent is iemand die je enthousiast maakt op jonge leeftijd. En dat geldt natuurlijk voor alles, dat geldt voor de rest van je leven. Een goeie docent is iemand die inspireert, die met plezier dingen laat doen. En die ook prikkelt om er vragen over te stellen. Dat was mijn grootmoeder duidelijk niet. Achteraf heb ik wel begrepen dat zij natuurlijk ook de reden daartoe had met een zoon en zijn familie die Auschwitz niet hadden overleefd. En dan moest ze met een kleinkind worstelen dat, denk ik geen talent had, in ieder geval geen groot talent. Terwijl ze alleen maar met professionele mensen in contact was over muziek. Het is allemaal te verklaren achteraf.’

‘Ik denk dat je ook van jezelf weet welke docenten op de lagere school, de middelbare school, de universiteit, je geïnspireerd hebben. Het zijn er meestal niet zoveel. Mijn eerste kleuterlerares was juffrouw Lebbing en die speelde harp. Daar was ik erg verliefd op, maar het is niks geworden. Toen ze 90 werd kreeg ik het verzoek om voor het tehuis waarin ze zat, het Rosa Spierhuis, een lezing over dementie te houden. Toen heb ik nog een rolletje pepermunt van haar gekregen. En de tweede was mijn lerares van de eerste en de tweede klas lagere school. Zij heeft me leren kijken naar de natuur. Die heeft me wat dat betreft wel geïnspireerd, moet ik zeggen. Was ik ook weer verliefd op, is ook weer niks geworden … Een vrij persoonlijk verhaal. Maar goed, die hebben me geïnspireerd.’

Wat hebben die vrouwen gemeen wat voor jou aantrekkelijk is?

‘Al die algemeenheden die gezegd worden door mensen, daar moet je meteen grote vraagtekens bij zetten, dat kun je niet met een uniek brein. Wetenschappers vertellen iets over de groep. En dan moet je goed definiëren wat de groep is. Je kunt nooit verschillen aantonen voor één persoon, je kunt alleen maar verschillen aantonen voor groepen. En binnen die groep heb je variatie en dat komt omdat iedereen uniek is. Dat kun je bijvoorbeeld met patiënten doen. Als je muziek aanbiedt aan demente patiënten, dan moet je die groep beschrijven in de graad van dementie, in de leeftijd, in hun achtergrond, ook hun scholing en niveau van scholing. Dan kun je die groep in tweeën splitsen. Dat moet je dan op een aselecte manier doen, dus door het toeval bepaald; een dobbelsteen. Dan kun je die twee groepen vergelijken: je biedt de ene groep iets aan, muziek bijvoorbeeld, en de andere groep niet en je kijkt naar het verschil. Zo gaat dat onderzoek. En alles wat niet volgens die lijn van gerandomiseerd, dus door toeval bepaald gaat, is waardeloos.’

Als dan de adolescentie bepalend is voor de muzieksmaak, hoe kijk je dan naar de verschillen in de fases van dementie? Mariska merkt in de praktijk dat patiënten op de gesloten afdelingen terug gaan naar hun kleutertijd. Sommigen die nog iets helderder zijn grijpen terug naar latere momenten in hun leven. Voor de een is dat “In Holland staat een huis”, maar voor iemand anders een aria uit “Don Giovanni”.

‘Ja, je gaat sowieso langzaam terug. Wat er gebeurt bij Alzheimer, want je hebt twintig vormen van dementie, maar Alzheimer is het meest voorkomende, is dat je stapsgewijze in omgekeerde volgorde je ontwikkeling afwerkt. Dus je begint bij datgene wat je net hebt gehoord. Het geheugen laat je in de steek over iets wat je net verteld hebt, net gedaan hebt en langzamerhand breidt die geheugenstoornis, zich verder uit en dan krijg je problemen met ingewikkelde dingen als belastingformulieren en met je werk en dan krijg je problemen met je aankleden en vervolgens met naar het toilet gaan en je schoon houden en dan word je incontinent, vervolgens ben je niet meer in staat om rond te lopen, dan kun je alleen nog maar zitten. Dan verlies je de spraak, dan verlies je de glimlach en vervolgens kun je je hoofd niet meer ophouden; dat zwabbert en dat moet gesteund worden. En als je dan kijkt hoe een baby zich ontwikkelt, die wordt geboren met zo’n zwabberend hoofd, dat je moet ondersteunen. Daarna komt de glimlach en dan is iedereen blij. Weer later gaat hij woordjes spreken en gaat hij rondkruipen en lopen. Je gaat terug in je ontwikkeling. Wat als laatst is gekomen gaat er als eerste uit. En dat speelt ook mee in de muziek. Op zich blijft muziek zo ontzettend lang, want dat is iets dat het brein al triggert in de baarmoeder. Als een zwangere vrouw een soap volgt die begint met een tune, dan onthoudt dat kind ook na de geboorte de tune voor een week of drie. Dus dat vastleggen van muziek dat werkt al in de baarmoeder. Dat is het eerste voordat je andere dingen vastlegt. En daarom verdwijnt het ook zo laat. Dus dat is die regel van hoe je de ontwikkeling in omgekeerde volgorde aflegt. En als je dan kijkt wanneer muziek vooral wordt vastgelegd in de zin van “daar hou ik van”, dat is de periode van de adolescentie.’

Muziek en verbinding

“Muziek verbindt” is een veel gehoorde opmerking. Hoe dan?

‘Als je evolutionair kijkt, dan is dat de reden om muziek te hebben als species, want muziek brengt de groep bij elkaar. Samen ben je sterker als je nog moet knokken tegen een andere groep. Vandaar ook dat je muziekkorpsen hebt in legers. Die zorgen door een hele ritmische muziek dat de vitale functies gestimuleerd worden. Je ademhaling, je hartslag en je bloeddruk gaan omhoog, dus je wordt klaargemaakt voor het gevecht. Dat zijn die marsen die gespeeld worden en zo. Dat werkt op de hersenstam. Het brengt de groep bij elkaar en maakt de groep sterker; dat is het grote evolutionaire voordeel altijd geweest. En natuurlijk is het nog steeds zo dat mensen het fijn vinden om met zijn allen naar muziek te luisteren in een concert. En niet in hun eentje.’

Vrijwel alle popmuziek zijn marsen: in een vierkwartsmaat en opzwepend, is dat dan de functie van die popnummers?

‘Moet je kijken bij een popconcert. Ontzettend opzwepend. Het is ook opvallend dat alle liedjes over liefde en seks gaan. Je ziet ook dat als het echt opzwepend is, de fans met ondergoed gaan gooien. Ik zeg altijd: dat gebeurt je weinig als je een wetenschappelijke lezing houdt, ik hoop daar nog steeds op. Alles wat belangrijk is, is gericht op overleven. Er zijn twee dingen die daarvoor belangrijk zijn. Een voor het individu en dat is eten, kijk maar om je heen hoe belangrijk het is, al die dikke mensen. En het tweede voor de groep, voor de species, is voortplanting cruciaal. En beide zijn gekoppeld aan het belonend systeem. Dus dat doe je met plezier. En dat werkt ongelooflijk goed. Het is een fantastische truc van de evolutie.’

Mariska speelde eens in een zorginstelling waar een meneer van 98, nog heel vitaal, haar hielp met de harp in de auto leggen, dat kon hij allemaal nog. Op haar vraag hoe hij dat allemaal voor elkaar kreeg antwoordde hij: ‘Nou, twee dingen. Elke dag een halve fles wodka en héél veel seks, daarom ben ik nu 98’.

Contact maken

Een weergaloos ontroerend filmpje van een dementerende danseres die opleeft bij het horen van Het Zwanenmeer van Tsjaikovski, laat zien dat het fysieke liefdevolle contact met haar zoon nodig is om haar “wakker” te maken. Alleen muziek spelen lijkt niet voldoende.

‘Nee, je moet binnenkomen. Muziek maakt emoties los, maar de combinatie is belangrijk. Je moet bij dementerenden contact maken in de eerste plaats, want als ze ver weg zijn, horen ze die muziek niet. Je moet hun aandacht krijgen en dat kun je alleen door persoonlijk contact te maken. Dat doet die verpleging ook altijd. Fantastisch. Ik zou er niet aan moeten denken om daar rond te lopen. Ik was laatst in een verpleeghuis, daar zat een mevrouw, helemaal dement en die zei: “Ik ken jou, ik ken jou. Jij was hier vanochtend ook, jij woont hier.” Ik zei: “Nou, nog niet!” Maar die werd dus getriggerd door het feit dat ze me een paar keer gezien had.

Door de coronamaatregelen kon er niet in de huizen worden gespeeld, dus ook geen contact gemaakt. Alternatieven in de vorm van YouTube filmpjes en geluidsopnames bleken achteraf niet te werken, soms maakt het bewoners zelfs angstig. Mariska zegt hierover: ‘De afgelopen maanden waren echt heel mooi om te doen. Ik ging naar 40 huizen toe waar we voor corona kwamen en die we wat alternatieven hadden aangeboden. Nu we er weer echt waren kwam alles weer tot leven. Bewoners begonnen te dansen, het aanraken en knuffelen was er weer, dat was zo heftig! De boel ontplofte, zodat de zorg zelf helemaal in tranen was: “Jeetje, nu zie je eigenlijk pas wat we 15 maanden lang niet gehad hebben.” Er kwam weer echt reactie en de mensen kwamen weer tevoorschijn uit hun verre wereld.’

‘Er zijn ook experimenten aan de gang hierover, waarbij dementerenden een sensor op hun lijf krijgen en als ze langs de televisie komen gaat er een programmaatje draaien wat voor hún specifiek gemaakt is. Met foto’s van hun kinderen, kleinkinderen, waar ze vroeger gewoond hebben, maar ook met muziek uit de tijd die ze mooi vonden, etc. En dan hebben ze wél attentie voor dat beeld. Dan wordt het contact gemaakt. Je moet natuurlijk weten, persoonlijk weten, hoe je met die persoon contact kunt maken, waarin ze geïnteresseerd zijn.’

Dick is altijd aan het werk. Gaat zijn brein wel eens op vakantie? Kan hij het soms uitzetten?

‘Nee, als het uitgezet wordt, dan ben ik er geweest. Ik word altijd heel onrustig als ik niet kan werken, dat is een aangeboren afwijking. We hebben wel eens geprobeerd om op het strand te zitten en zo, maar dat lukt maar heel kort. En de afspraak is dat als we op vakantie zijn, ik een halve dag per dag krijg om te werken. En verder kijken we naar dingen die ons interesseren, maar dan is het brein ook niet op vakantie. Je hebt hiervoor het experiment, wat we noemen “het brein in rust”. Dan ligt iemand in een functionele scanner, maar dan krijgt hij geen taak aangeboden. Dat noemen we het brein in rust, maar het brein in rust neemt net zoveel energie als het brein dat een taak aangeboden krijgt. Het is nooit in rust, nooit. Er zijn alleen kleine verschuivingen in de activiteit in verschillende hersengebieden. En als je met je gedachten afdwaalt, dan zijn er toch weer systemen die meer actief zijn dan wanneer je gefocust bent op iets. Dat levelt allemaal uit, er blijft 100% activiteit voor het brein. Je kunt je brein wel leren sturen. Je kunt dat zelfs doen als je bijvoorbeeld een hoge bloeddruk hebt. De bloeddrukmeting wordt gekoppeld aan een toonhoogte. Dan kun je door die toonhoogte naar beneden te brengen, ook je bloeddruk naar beneden leren brengen. Dus je kunt dat brein wel sturen op die manier, maar je moet het leren sturen.

Hoe ben je in het Comité van Aanbeveling van Stichting De Vrolijke Noot terecht gekomen?

‘Omdat ik geen “nee” tegen Mariska kon zeggen. Het is natuurlijk belangrijk wat ze doet. Je kunt dit ook op vele andere plaatsen doen. In een kinderkliniek zou het heel belangrijk zijn, de intensive care. Er zijn zoveel plekken waarvan je denkt, nou, daar zou best wat muziek kunnen zijn. Dat zou helpen.’

Waar gaat het onderzoek naar toe? Wat weten we over 30 jaar?

‘Er zijn natuurlijk veel talentvolle jonge mensen die heel goed werk doen. Het enige probleem voor hen is de enorme competitie. Het is echt een vreselijke competitie geworden om verder te komen in de wetenschap. Als promovendus gaat het nog, als postdoc wordt het moeilijk. Om ergens een vaste plaats te krijgen om onderzoek te doen is praktisch onmogelijk. Het is maar weinigen gegeven. Dat is een competitie die erg veel afvallers kent, ook goeie mensen. Ik denk dat je over 30 jaar meer in detail weet wat muziek doet op welk brein. Dus met welke genetische achtergrond en welke andere eigenschappen. Die zijn ook allemaal beter te bepalen, zowel de genetische als wat we noemen de epigenetische factoren, dus de factoren die je opdoet tijdens je ontwikkeling vanaf de conceptie, al in de baarmoeder, maar ook daarna. Daar verandert het DNA niet meer in de volgorde van de basis, dat is een code die is vastgelegd, maar er zijn wel veranderingen in de vorm van chemische groepen die op het DNA worden gezet en die zorgen dat een bepaald gen meer of minder wordt afgespeeld. Je verandert dus op die manier ook een persoon voor de rest van zijn leven. Dat noemen we epigenetica. Dat is de ontwikkeling die je doormaakt, de scholing die je doormaakt, de training die je doormaakt, dat zijn allemaal epigenetische veranderingen en die zijn allemaal steeds beter te meten. Ik denk dat je al die dingen in steeds meer detail gaat weten.’

Tijdens het gesprek blijken we steeds terug te komen op het gegeven dat elk brein uniek is.

‘Het is niet uniek om uniek te zijn, iedereen is uniek’.

We danken Dick hartelijk voor zijn tijd en medewerking en raden iedereen aan het boek, “Ons creatieve brein” te lezen, dat Dick Swaab in 2016 publiceerde bij uitgeverij Atlas Contact

Kijk ook nog eens naar het muzikaal college dat Dick Swaab met Erik Scherder gaf in maart 2021 in het Concertgebouw in Amsterdam.